Een mooi woord voor de vermenging van zintuigen. Ergens las ik dat je als literair vertaler het meest gebaat bent bij barokke muziek op de achtergrond. Dat klopt misschien, ik heb het in ieder geval ervaren bij het luisteren naar Rameau. Barokmuziek is speels en volhardend, op het drammerige af. Net wat je als vertaler aan geestelijk gereedschap in jezelf probeert op te roepen.
Maar er is meer. Gedichten die passen in de sfeer van je vertaling, films die iets te melden hebben over het thema of de ontstaanstijd of beschreven tijd van je boek.
Als ik Bánffy’s magnum opus Geteld, geteld vertaal, moet ik het onder meer hebben van films, en bekijk dus historiserende romanbewerkingen van Gárdonyi Géza (A lámpás) of Jókai Mór (A szerelem bolondjai), op de online versie van het Hongaarse tv-archief (MTV Videotár). De complexe documentaire over Miklós Bánffy was ook een voltreffer (zie blog van 3 januari 2011), evenals het eerder beschreven eerste deel uit de serie Oostwaarts van Jaap Scholten (zie blog van 22 november 2010). Maar het meest heb ik toch altijd nog aan de combinatie stilte en muziek, in de juiste balans.
Zo nu en dan werd ik bij het vertalen van Geteld, geteld op een spoor van muziek gezet – zoals bijvoorbeeld ergens ter hoogte van p.175 in het tweede hoofdstuk van het tweede deel, waar ‘s avonds na afloop van een jachtdag in de muziekzaal van het kasteel Kollonich een liedrecital gehouden wordt door gravin Berédy, op de vleugel begeleid door de jonge graaf Gyerőffy. Het zijn bijna bekenden van me geworden. En met dank aan Youtube kon ik horen hoe het lied Mondnacht geklonken moet hebben. (tekst: Joseph von Eichendorff, muziek: Robert Schumann, hier gezongen door Anneliese Rothenberger.)
[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=WpAdA5mkXjM]
Ik weet zeker dat je de genoemde paragrafen uit het boek heel anders leest als je dit op de achtergrond hoort…
Mondnacht
Es war, als hätt’ der Himmel
Die Erde still geküsst,
Dass sie im Blütenschimmer
Von ihm nun träumen müsst’.
Die Luft ging durch die Felder,
Die Ähren wogten sacht,
Es rauschten leis’ die Wälder,
So sternklar war die Nacht.
Und meine Seele spannte
Weit ihre Flügel aus,
Flog durch die stillen Lande,
Als flöge sie nach Haus.